De Dam als fotografische
beeldbank
NW | N | NO |
W | Alles | O |
ZW | Z | ZO |
Door afbraak van het Commandantshuis en de percelen aan de westzijde van de Warmoesstraat was het plein sinds 1912 aanzienlijk vergroot. Maar plannen voor nieuwe bebouwing hiervan zouden zich decennialang voortslepen. Van 1912 tot 1925 was de Middendam een armzalige en veel besproken modderpoel, waar flora en fauna welig tierden. In afwachting van een definitieve beslissing over de geplande bebouwing werd in 1925 voorlopig een zo genoemd Damplantsoen aangelegd.
Een van de meest ingrijpende veranderingen die de Dam in het eerste kwart van de 20ste eeuw heeft doorgemaakt was de sloop van het zogenoemde Commandantshuis in 1912. Met de ingang aan de zijde van het Koninklijk Paleis stond dit pand tussen de latere Bijenkorf en gebouw Industria.
In 1807 nam de regering van koning Lodewijk Napoleon het complex in gebruik en in de eerste regeringsjaren van koning Willem I kreeg het een bestemming als woning van de stadscommandant. Vandaar de naam Commandantshuis. Het behield deze functie tot 1869, waarna er verschillende gemeente- en rijksinstellingen in werden gevestigd.
Na een lange voorgeschiedenis werd op het voormalige Damplantsoen op 4 mei 1956 eindelijk het definitieve monument onthuld. De opdracht hiertoe was al in januari 1947 – dus negen jaar eerder – officieus verstrekt aan de beeldhouwer John Raedecker. De Nationale Monumenten Commissie voor Oorlogsgedenktekens koos in maart 1947 definitief voor Amsterdam en het Damplantsoen als locatie van een Nationaal Monument. Ruim een jaar later werd Raedecker gevraagd om voor een verantwoorde stedenbouwkundige oplossing samen te gaan werken met een architect en dat werd J.J.P. Oud. Eind december 1948 werd de opdracht officieel aan Raedecker en Oud verstrekt en na het nodige geharrewar werd hun ontwerp op 19 februari 1951 door de ministerraad aanvaard.